Een wazig verhaal rondom ziekteverzuim, onderwijsprofessionals komen ze regelmatig tegen. Redenen ervoor zijn divers en eigenlijk altijd complex. Coach Ivo Mijland brengt een casus in, geeft achtergrond over het verschil tussen spijbelen en schoolweigering/schoolfobie en geeft algemene tips.
Een aantal jaren geleden maakte ik een bijzondere intake mee. Ik had Jasper en zijn ouders op gesprek in mijn praktijk. Jasper was twaalf, zat in de brugklas en bezorgde zijn mentor hoofdbrekens. Hij was dat schooljaar al zestien keer ziek thuis gebleven. Volgens moeder omdat hij zo ziek is van de spanning, dat naar school gaan echt niet lukte. Vooral veel buikpijn, zo erg dat naar school gaan er echt niet in zat. Toen moeder die pijn op haar gelaat toonde, keek Jasper een beetje schuldig naar opzij. Die blik op Jaspers gezicht bleef hangen bij Mijland. Wat betekende die? Jasper schreef onderstaand gedicht ‘Ziek zijn is fijn’.
Ziek zijn is fijn
Als ik ziek ben, voel ik me beter
Beter dan niet ziek
Ook al is dat niet al te best
Als ik me beter voel, word ik ziek
Zieker dan goed voor me is
Dat is nu net de pest
Ziek zijn is fijn
Omdat veel mensen er dan voor me zijn
Vooral mama geniet
Als ze me ziek thuis ziet
Dan voelt zij zich ook een beetje beter
Want alleen is maar alleen
Mama mocht nooit ziek zijn
Dat vind IK niet eerlijk
Dus help ik haar zich beter te voelen
Door te laten zorgen voor mij, zo ziek
Dan huilen we samen, zonder dat iemand het ziet
En zijn we even samen één
Jasper (12 jaar)
Ik sprak na de intake met Jaspers mentor, die was onlangs op ziekenbezoek geweest, waar hij Jasper ontspannen achter zijn spelcomputer had getroffen. In de loop van de ochtend ging het gelukkig weer wat beter, had zijn moeder gezegd, terwijl ze Jasper liefdevol over de bol aaide. Of Jasper morgen weer op school zou komen? Dat was nog maar even afwachten. Jasper krijgt namelijk nachtmerries als hij aan school denkt, vertelde moeder. ‘In zijn dromen poept hij in het bijzijn van zijn klasgenoten in zijn broek’, zei ze bezorgd om vervolgens streng te vervolgen: ‘Het is onderweg naar school ook gevaarlijk met die klasgenoten. Ze hebben al drie keer zijn tas van zijn fiets getrapt en één keer is Jasper zelfs van zijn fiets geschopt.’ Jasper luisterde naar zijn moeder en liet zijn hoofd en schouders zakken, aldus de mentor.
Ik denk dat iedere (onderwijs)professional dit soort verhalen herkent. Een wazig verhaal rondom ziekteverzuim. De mentor sprak van schoolweigering en overwoog de leerplichtambtenaar in te schakelen. Jasper was in de ogen van de mentor niet echt ziek en dus kon en moest hij gewoon naar school toe komen. Hoewel ik die redenering begrijp, was het weinig constructief richting Jasper om de dingen zo te versimpelen. Het klonk zelfs of het zijn schuld was. Ik kreeg gelukkig ruimte om positief samen te gaan werken met zijn ouders én met zijn mentor.
In de gesprekken met Jasper en zijn ouders ging het onder andere over de eerste schooldag op de middelbare school. Jasper vertelde dat hij gevoeld had dat zijn ouders het spannend vonden dat hij na acht veilige jaren op de basisschool ineens met de fiets naar de grote stad moest. De laatste week voor de zomer besloot zijn moeder met hem te gaan oefenen om de route alvast te inspecteren. Op de eerste schooldag dacht Jasper na al die oefening: ik ben er klaar voor, ik weet wat me te doen staat want ik heb geoefend met mijn moeder. Maar zijn moeder was nog niet zo ver en pakte ook haar fiets om haar zoon te begeleiden naar de grote stad. Die avond hoorde hij hoe zijn moeder huilde en snikkend tegen zijn vader zei: ‘Ik wil hem wel loslaten, maar ik durf het gewoon echt niet.’ De volgende ochtend was Jasper voor het eerst ziek…
Spijbelen versus schoolweigering
Schoolfobie/schoolweigering is een hele complexe thematiek. Vaak is er sprake van een combinatie van separatieangst en een sociale fobie. Kinder- en jeugdpsychiater Peter Adriaenssens gebruikt de term absenteïsme voor het symptoom: het kind blijft weg op de plek waar hij verwacht wordt. Adriaenssens koppelt spijbelgedrag aan een gedragsstoornis en koppelt absenteïsme daarentegen aan een (seperatie)angststoornis. Schoolweigering moet je dus onderscheiden van spijbelen. Bij spijbelen is vaak sprake van antisociale gedragsproblemen en bij een schoolfobie spelen andere oorzaken een rol.
Begripsbepaling is niet alleen lastig vanwege de splitsing in gedrags- en angststoornis, nog ingewikkelder wordt het omdat kinderen ook door andere stoornissen de symptomen van extreem schoolverzuim laten zien. Schoolweigering komt ook voor bij stoornissen als depressie, faalangst, autisme of psychotische stoornis.
In veel situaties ontstaat een schoolfobie omdat kinderen vanuit hun verticale loyaliteit beschikbaar willen zijn voor hun ouders om de problemen in het gezin van herkomst aan te pakken. Door thuis te blijven, cijferen ze hun eigen belangen weg om betekenisvol te zijn voor ouders. Ook kan er sprake zijn van een angst om naar de plek toe te gaan,waar gevaren gezien worden. Ook bij deze variant geven kinderen veel aan hun ouders door thuis te blijven, omdat ze signalen opvangen waaruit blijkt dat de gevaren reëel gevonden worden door het thuisfront. Het kind blijft dan thuis, om de stress rondom het weggaan weg te nemen bij ouders.
Lichamelijke klachten
De eerste symptomen waaraan school en ouders een schoolweigering kunnen herkennen, zijn ziekmeldingen met vage lichamelijke klachten. Kinderen blijven opvallend vaak ziek thuis. En hoewel de ziekteverschijnselen – bijvoorbeeld overgeven of extreme buik- of hoofdpijn – serieus zijn, lukt het niet om een medische verklaring (griep, migraine, etc.) te vinden.
De term ‘schoolfobie’ duikt voor het eerst op in 1932, als de Amerikaanse psychiater Broadwin (‘A contribution to the study of truancy’) voor het eerst een variant omschrijft op de tot dan toe bekende term ‘truant’ (spijbelen). Deze term werd gebezigd voor alle gevallen van schoolverzuim, waarvoor geen fysieke oorzaak te vinden was. Ook was er bij deze vorm van verzuim een nauwe samenwerking tussen thuis en school. Deze partijen deelden hun zorg over het ongewenste gedrag van het kind. Broadwin kwam met de theorie dat er ook spijbelgedrag was bij leerlingen, waarbij ouders op de hoogte waren van de afwezigheid en de afwezigheid in sommige gevallen zelfs steunden. Opvallend is ook dat Broadwin verwoordt dat in aanwezigheid van de moeder de schoolangst direct snel verdwijnt. De visie van Broadwin wordt in het boek ‘Klassiekers van de kinder- en jeugdpsychiatrie’ van F. Verheij als een nooit meer overtroffen omschrijving genoemd voor de term ‘schoolfobie’. Broadwin verwoordde het destijds als volgt:
‘Het kind is afwezig van school gedurende periodes die variëren van meerdere maanden tot een jaar. De afwezigheid is blijvend: op alle ogenblikken weten de ouders waar het kind is. Het is bij zijn moeder of dicht bij zijn huis. De reden voor de schoolafwezigheid is niet begrijpbaar voor de ouders, noch voor de school. Soms zegt het kind dat het bang is naar school te gaan, bang voor de leraar, of soms zegt het dat het niet weet waarom het niet wenst naar school te gaan; als het kind thuis is is het gelukkig en blijkbaar zonder zorgen.’
Wat als we de term schoolweigering zouden weigeren
Tot hier de begripsbepaling. En vanaf hier mijn afweer tegen de begripsbepaling, want welke deskundige ik ook volg, in alle kaders lijkt het dat de schuld gezocht wordt bij Jasper. Wat zou er gebeuren als we het begrip weigeren in onze begeleiding. Jasper weigert, dat is waar. Hij is immers absent, hij weigert naar school te gaan en vertoont problematisch gedrag. Zijn hoofd maakt verkeerde keuzes, zo lijkt men te beweren. Ik zag in de intake echter direct dat Jasper een heel verhaal op zijn schouders droeg en dat er eigenlijk niet zoveel te kiezen viel. De korte blik tussen hem en zijn moeder triggerde me. Want Jasper was als 12-jarig jochie, zo zittende in mijn praktijk, een lief klein mannetje dat nog net niet op schoot kroop bij zijn liefdevolle moeder. Hij koos niet tegen school, maar – onbewust – vóór zijn moeder. Dat is natuurlijk nog steeds een probleem, want een kind van twaalf hoeft niet voor zijn moeder te zorgen. Maar als je de weigering wilt doorbreken, moet je beginnen met een gastvrije ontvangst van Jaspers liefde voor zijn moeder en andersom.
Billijkheid
In de contextuele benadering wordt veel gekeken naar de billijkheid van geven en ontvangen. Mensen staan in relaties voortdurend voor de keuze: zorg ik voor mezelf en staat mijn eigen belang voorop, of zet ik mijn eigen belangen opzij en kies ik voor de ander. Ben ik Jasper van twaalf, die met gierende hormonen de stap naar volwassenheid zet op een vmbo-school op twintig kilometer van huis, of richt ik mijn inzet op mijn moeder, die zichtbaar in een kramp zit sinds de basisschooltijd voorbij is.
Schoolvrees of een schoolfobie. Het zijn in veel gevallen ontoereikende termen. Schoolweigering ook. Vaak is het kind is niet bang voor school, maar veel meer voor de gevolgen van naar school gaan. Het weigert ook niet naar school te gaan, het heeft daar redenen voor. Door thuis te blijven, geeft het kind de moeder de mogelijkheid voor het zieke kind te zorgen. In beide gevallen is er naast de ziekte, ook sprake van ziektewinst. Want bang zijn voor school en het daarbij horende verzuim, leveren ook een stukje veiligheid op. Bij Jasper was het snel duidelijk: als hij thuis bleef, hoefde zijn moeder niet los te laten en merkte hij dat ze snel rustig werd.
Eerste gereedschap
Voor kinderen die ziekelijk bang zijn om naar school te gaan, is erkenning van de ziektewinst vaak een eerste stap. Door als begeleider begrip te tonen voor de ziekte, het thuisblijven, de zorgen van ouders, geef je als begeleider de boodschap dat je niet wilt beschuldigen maar juist wilt samenwerken.
In een eerste gesprek met Jasper en zijn moeder, gaf ik erkenning voor zijn afwezigheid. Ik ging niet in op de weigering naar school te gaan, maar op het liefdevolle stuk in Jaspers keuze: ‘Ik begrijp dat het fijn voor je is om thuis te blijven. Ik hoor je zeggen dat je merkt dat je moeder dan geen zorgen heeft. Je hoeft dan immers niet bang te zijn hoe het met haar gaat en mama kan dan voor je zorgen.’ Ik draaide me richting moeder en gaf ook haar erkenning: ‘Wat een lieverd, die zoon van je.’ Moeder begon te snikken. En te knikken.
Natuurlijk is hier de vraag: Waar houdt de begeleiding op school op en waar neemt de hulpverlening het over? Die vraag is voor iedere begeleider verschillend. Het hangt af van wat je kunt (vaardigheden), wat je wilt (afbakening van tot waar je het zelf passend vindt) en wat je mag (afbakening van de organisatie waarin je werkt).
Jouw verantwoordelijkheid is wat mij betreft in eerste instantie om Jasper uit de schuldpositie te halen. Om de schuldwoorden weigeren, fobie, thuiszitter enz. te weigeren. Je hoeft het probleem niet direct op te lossen, maar moet wel zorgen dat je afstand neemt van beschuldigingen. Zie Jasper als een liefdevol gevend en positief kind, dat doet waarvan hij denkt dat nodig is in zijn gezin van herkomst. Omarm zijn ouders, ook als ze rare sprongen maken. Verwijt Jasper niet dat hij helemaal niet ziek is, zeg hem niet dat hij zijn schoolloopbaan aan het verpesten is.
Wees ook slim in de samenwerking met de leerplichtambtenaar: durf te wachten als je denkt dat juridisch ingrijpen de angst van de scholier vergroot, maar ook juist de leerplichtambtenaar erbij te halen als je denkt dat die een hulpbron kan zijn. Jasper moet in het belang van zijn persoonlijke ontwikkeling zo snel mogelijk terug naar school, maar die snelheid bereik je in veel gevallen alleen door in eerste instantie rustig te blijven en buiten de gebaande paden te denken. Trap eerst op de rem, dan trapt hij zelf op een passend moment het gaspedaal wel in. In de vertraging zit de versnelling.
Op een rij nog eens tien tips:
- Neem contact op met ouders als je het verzuim opvallend vindt. Verzuim is een signaal voor een onderliggend probleem.
- Geef erkenning aan de ouders en aan de leerling. Dat kun je doen door bijvoorbeeld de ziektewinst duidelijk te benoemen.
- Voorkom te allen tijde een beschuldigende vinger. Er is geen schuldige, wel een gemeenschappelijk probleem.
- Nodig ouders uit op school om over het probleem te praten.
- Neem contact op met het AMK om advies in te winnen. Het AMK heeft veel deskundigheid in huis en kan zonder verplichtingen overleggen over de problemen die jij waarneemt.
- Probeer zo snel mogelijk te zorgen dat het kind weer naar school gaat. Elke dag dat er extra verzuim is, maakt de situatie complexer.
- Zoek in overleg met de ouders zo snel mogelijk naar externe hulpverlening.
- Houd de lijnen kort. Zoek dus veel overlegmomenten met de ouders en beschouw ouders daarbij als bondgenoot in de begeleiding.
- Richt je energie op zaken die je wilt zien, niet op zaken die er (nog) niet zijn.
- Voorkom een juridische strijd. Van strafrechtelijke dreigementen gaan kinderen doorgaans niet makkelijker naar school.
De begeleiding van Jasper is vorig jaar afgesloten. Jasper gaat weer met plezier naar school. Hij is blijven zitten in de tweede klas. Voor niemand in het gezin is die doublering een probleem. Jasper krijgt een kans om verbindingen te maken in een hele nieuwe klas en krijgt steun van een intern begeleider die wekelijks gesprekken met hem voert. Zijn moeder moet even wennen aan de nieuwe situatie, maar geniet ook enorm van de groei van haar zoon. Ze is inmiddels zelf in therapie en werkt aan haar verleden en het verwerken daarvan. Ze realiseert zich dat ze haar angsten op haar zoon projecteerde en is zich bewust dat haar moeder dat ook met haar deed. Jasper ziet trots hoe zijn moeder sterker wordt en steeds minder een beroep doet op hem. Jasper merkt dat zijn moeder hem niet meer nodig heeft voor haar eigen worstelingen.
De naam Jasper is gefingeerd.
Ivo Mijland is opleider bij Ortho Consult. Hij traint onder andere leerlingbegeleiders en mentoren.