In de documentaire ‘Alicia’ (2DOC, 2017) volgt de camera een meisje. Dat meisje is als eenjarig kind uit huis geplaatst, komt in een pleeggezin om op vijfjarige leeftijd bij Jeugdzorg terecht te komen. De documentaire laat schrijnend zien hoe Alicia jarenlang in onzekerheid leeft, steeds gekkere dingen gaat zeggen en doen. Ze loopt weg, dreigt zichzelf een mes door het hoofd te steken en is agressief tegen begeleiders. In een van de gesprekken spreekt ze vol tranen haar diepste verlangen uit: af en toe een weekend bij mama wonen. Tijdens dat gesprek eet ze een papiertje op. Ze krijgt te horen dat het geen eetpapier is. En dat men in een normaal gezin ook geen papier eet. Alicia eet na die interventie sneller en zegt: “Ik slik het gewoon door hoor.” Normale meisjes eten geen papier? Dat klopt. Maar meisjes die papier eten (of een fles wodka achter elkaar leeg drinken, of met een mes in de arm snijden of een sigaret uitdrukken in hun handpalm), hebben ook een verhaal dat hen tot dit gedrag brengt… Hoe kun je passend reageren op extreem gedrag? Moet je het negeren omdat het niets met onderwijs te maken heeft, of ben je als gastheer juist verplicht om contact te maken met je gasten, zelfs als ze dingen doen die jij niet kunt oplossen?

Ik schreef al veel artikelen over verschillen tussen kinderen, waarbij ik vooral inging op de manier hoe een grote groep leerlingen met behulp van diagnostiek in de abnormale hoek geduwd wordt. Kinderen die op zich kerngezond zijn, maar een andere manier hebben van prikkelverwerking, aandacht geven en ontvangen en kennis verwerven. In die artikelen ging ik vooral op zoek naar de talenten die deze kinderen hebben. Alle kinderen hebben heel veel talenten en we moeten vind ik ook altijd met de bril van de mogelijkheden naar kinderen kijken. Er is echter ook een groep leerlingen, waar het gedrag (forse) zorgen geeft. Dat gedrag valt niet in de categorie ‘anders gewoon’ maar in de categorie psychopathologie: leer van de ziekte van de geest. In die groep is het andere gedrag niet alleen anders, maar vooral ook heel destructief ten opzichte van de leerling zelf of diens omgeving. De pathologie is niet een kwestie van anders zijn, maar gaat over destructieve, (zelf)vernietigende patronen die schade aanrichten op de korte en de lange termijn. Is dat dan iets waar het onderwijs ook iets mee kan? Of zelfs moet? Gezien het feit dat de beginnende psychopathologie in veel gevallen voor het eerst gesignaleerd wordt op school is mijn antwoord twee keer ja… Je kunt niet niet reageren.

Destructief gerechtigde aanspraak

Alicia heeft in haar leven veel onrecht ervaren. Toen ze een was moest ze weg bij haar moeder. Toen ze vijf werd moest ze weg bij haar pleeggezin. Daarna werd ze van instelling naar instelling verplaatst. Dat is niet de tijdlijn van de meeste andere meisjes. Door alle onrecht bouwde Alicia een destructief gerechtigde aanspraak op. Simpel gezegd: omdat haar van alles overkwam wat haar beschadigde, voelde ze langzaam het recht om de schade op een ander en zichzelf te presenteren. Het destructief recht werd omgezet in destructief gedrag. Ze dreigt verbaal en fysiek. En eet papier. Dat doen gewone meisjes niet. Maar door de focus te leggen op de abnormaliteit van het eten van papier, besluit ze het eettempo op te voeren en het papier ook te gaan doorslikken. Met dat signaal laat ze niet alleen zien dat ze gek is, maar ook dat ze gek is van verdriet. Ze schreeuwt om aandacht, hunkert naar liefde en genegenheid, hoopt op betrouwbaarheid, maar toont met haar gedrag dat ze te onmachtig is om hier invloed op uit te oefenen. Dat is de eerste wijze les die Alicia ons leert. Dat zij psychopathologisch doordraait zegt niet zoveel over Alicia alleen, maar over Alicia in een (gezins)systeem en dat haar niet geeft waar ze ten diepste recht op heeft. De pijn van Alicia is zo groot, dat ik vind dat het onderwijs hier iets mee moet. Niet met Alicia in deze vergevorderde ontwikkeling van psychopathologie, maar met leerlingen waar de pathologie zich voor het eerst laat zien. Door anders op pathologie te reageren, heb je enorm veel mogelijkheden om de pathologie te temperen. Helaas zijn onze reacties vaak juist pathologieverhogend.

Innerlijke rust

Ik weet nog dat ik als mentor voor het eerst te maken kreeg met zelfbeschadging bij een leerling uit de brugklas. Twee klasgenoten kwamen met grote zorg en veel tranen vertellen wat ze gezien hadden op de arm van hun vriendin. Ik ging het gesprek aan en deed volgens mij alles fout wat ik fout kon doen. Ik weet nog dat ik met alles wat ik in me had, met alle zorg voor dit jonge kind, luid (en met trillende stem) zei: DIT MOET STOPPEN. Ik weet niet of ik destijds verwachtte dat ze zou reageren met een geruststellend: ‘U heeft gelijk, het zal niet meer gebeuren.’ Wat ik nog wel weet was dat ze wegliep, de deur dichtsmeet en riep: ‘U begrijpt er niks van.’ Ze had gelijk. Ik begreep er niks van. ’s Avonds las ik een zin op internet die me wakker schudde: ‘Automutilatie is gedrag waarbij iemand zichzelf lichamelijk bewust pijn doet om de psychische pijn tijdelijk niet of minder te voelen.’ Het is geen verlangen naar pijn, het is het verlangen naar innerlijke rust, zo las ik. Het is een destructieve manier om je verhaal te vertellen, begreep ik plots. Mijn leerling sneedt niet in haar arm om zichzelf te beschadigen, ze deed het om de mentale pijn tijdelijk niet te voelen. Alicia op haar beurt eet geen papier om ziek te worden. Ze doet het omdat het haar niet meer lukt de woorden te vinden voor haar intense verdriet. Ze vertelt haar verhaal met gedrag, uit onmacht, intens verdriet en boosheid dat ze haar niet begrijpen als ze het een paar minuten eerder nog met woorden probeerde te zeggen (wat haar overigens uitstekend lukte).

Erkenning van onrecht

Die avond leerde ik dat mijn goedbedoelde en liefdevolle interventie in feite een volgend vinkje op de lijst van onrechtervaringen was van de leerling. Ze zat niet te wachten op een belerend vingertje, maar op een luisterend oor. Ze wilde dat ik mijn vinger gebruikte om mijn iets te enthousiast pratende mond tot stilte te manen. Ze wilde aan haar mentor vertellen hoe het eigenlijk echt met haar gaat. Gelukkig kreeg ik na mijn verdieping in het onderwerp via artikelen en via een telefoongesprek met een caoch een herkansing. Deze keer, zo had de coach me ingefluisterd, moest niet het snijden het onderwerp van gesprek zijn, maar de dingen voorbij de pathologie. In dat tweede gesprek kwamen er tranen. Over de pesterijen op de basisschool. Over de angst die ze had toen haar vader de pester voor haar neus in elkaar geslagen had. En over dat die angst terecht was, omdat na de slagen van vader het pesten erger was geworden. Ze had er nooit over durven praten, omdat ze bang was dat ze vader teleur zou stellen omdat ze niet net als hij voor zichzelf op kon komen. Ook was ze bang dat vader opnieuw en daadkrachtiger in actie zou komen. Mijn luisterend oor bood ruimte voor tranen, die niet gehuild mochten worden omdat ze bang was dat haar ouders haar dan zwak zouden vinden. Het meisje had ontdekt dat snijden met een stanleymes een helpende vervanger van huilen was. De druppels bloed hadden de druppels traanvocht vervangen.

Doorverwijzen

Natuurlijk is er na een succesvol gesprek waarin de werkelijke pijn in beeld komt, vaak nog meer nodig. Na ons gesprek vroeg ik wie ik mocht bellen, vader of moeder. Ook dat had ik geleerd van de supervisor de avond ervoor. Geef haar een keuze, om te voorkomen dat ze zegt dat je het tegen niemand mag vertellen. Ze koos voor haar moeder. Ik mocht haar bellen. En legde uit wat voor een fijn gesprek ik gehad had en dat ik graag wilde overleggen over een volgende stap. Ik was niet degene die zich op dat moment in mijn loopbaan voldoende sterk voelde om verdere gesprekken te voeren, maar kon door het gesprek met haar en met haar moeder het vertrouwen doorverwijzen naar een hulpverlener. Wat ik daarmee wil zeggen is dat je als school dus wel degelijk het gesprek aan moet gaan met deze leerling, je hebt immers informatie dat het niet goed gaat. Dat gesprek heeft niets met therapie te maken. Het is mogelijkerwijs wel een opmaat om passend en in vertrouwen door te verwijzen naar iemand die daarvoor geleerd heeft. Anders gezegd: als je als school het gesprek niet aangaat omdat je vindt dat het niet jouw rol is, dan ga je in feite akkoord met het verkleinen van de kans op professionele hulp. De leerling in mijn voorbeeld maakt namelijk – vaak na lang nadenken en twijfelen – gebruik van de veiligheid die school kan bieden. Deze leerling zal niet, als het langs een praktijk voor therapie fietst, afstappen en aanbellen om vervolgens te zeggen: ‘Kunnen jullie me helpen? Het gaat niet goed met me.’ Die deur van de therapeut kun je pas bereiken als het kind in een veiligere omgeving vertrouwen heeft gekregen.

Erkenning

Wat ik van dat meisje geleerd heb, is dat je ook (ernstig) psychopathologisch gedrag nooit moet verwerpen. Zeg nooit tegen Alicia dat ze moet stoppen met het eten van papier. Geef liever erkenning. Voor het onrecht dat ze opnieuw te horen moest krijgen dat ze niet bij degene kan en mag wonen, die haar ter wereld heeft gebracht. Geef ook erkenning aan de inzet van Alicia. Als je zoveel trauma’s moet verwerken als Alicia, dan is het een wonder dat ze op veel momenten nog gewenst gedrag laat zien. Bij de leerling in mijn klas: wat heeft zij na al die pestervaringen, de goedbedoelde daad van haar vader en het dragen van de zwaardere treiterijen, een ongelofelijk sterke wil getoond om op de nieuwe school een nieuwe start te maken. Gewone meisjes eten geen papier. Gewone hulpverleners zeggen niet dat papier eten niet gewoon is. Gewone meisjes snijden niet in hun armen. Gewone mentoren zeggen niet dat in je armen snijden niet gewoon is. Zij sluiten hun adviserende mond en openen hun oordeelloze oren. Op die manier kun je bij beginnende psychopathologie van betekenis zijn voor jonge mensen die hunkeren naar betrouwbaarheid. Ik ben ervan overtuigd dat je als een plezierige gastheer herinnerd wordt als jij, zonder therapeutisch te worden, een luisterend oor kunt bieden. Er is geen kind die aan jou een positieve herinnering heeft, omdat je zo veel praatte als het slecht ging. Leerlingen herinneren de leraren die luisterden op het moment dat het leven van een kind ingewikkeld is.

Het zit al los

Mocht je denken ‘wat maak ik toch allemaal los?’ bedenk dan dat het hier niet over losmaken gaat maar over verlangen naar betrouwbaarheid. De leerling vind je betrouwbaar als jij de volgende gedachten meeneemt in een moeilijk gesprek:

1 Je kunt het niet losmaken, want het is al lang los

2 Je hoeft het niet vast te maken

Jouw betrouwbaarheid als gastheer neemt toe als je vanuit die gedachte de dialoog aangaat. De gedachte waarin je loslaat dat jij het moet vastmaken. Want dat is inderdaad niet de opdracht van het onderwijs: jij hoeft de forse problemen van een kwetsbare groep kinderen niet op te lossen. Jouw opdracht is wel om elk kind het idee te geven dat je juist in deze heftige situaties betrouwbaar kunt luisteren naar het verhaal achter het destructieve gedrag. Niet om de therapeut uit te hangen, maar wel om een positieve rol te kunnen vervullen in de ontwikkelruimte van de leerlingen. Als het lukt om verbinding te maken met de leerling zelf in plaats van met de pathologie, komen je gasten vanzelf terug bij jou om verder te praten en kun je, indien noodzakelijk, samen met ouders vanuit dat vertrouwen de leerling en diens ouders de weg wijzen naar een betrouwbare therapeut of hulpverlener. Als normaal anders is zijn we als professional geneigd om anders te doen dan normaal. Dat terwijl juist voor de kwetsbaarste kinderen in onze samenleving keihard nodig is dat we normaal en liefdevol contact maken, luisteren en verbinden. Dus beste lezer: doe normaal, dan doe je al heel veel goed.

Dit artikel verschijnt in november in mijn 24e boek ‘Chateau Mijland. Inspirerende blogs uit een gastvrij onderwijsbrein.’ Wil je meer lezen over psychopathologie, bij Uitgeverij Quirijn verscheen het boek Handboek kleine psychopathologie dat ik schreef met Ard Nieuwenbroek en Wim van Mulligen.

Lees dit artikel ook op linkedin.nl »

Ivo Mijland

Auteur Ivo Mijland

Ivo Mijland (Oss, 1969) is auteur van een groot aantal boeken, waaronder ‘Ik ben toch té gek’ en ‘Step your mind’. Hij schrijft en spreekt over Passend Onderwijs. Hij komt op voor de (onderwijs)rechten van alle kinderen.

Meer artikelen van Ivo Mijland