‘Schep je dan geen precedent?’ Deze vraag krijgt Ivo Mijland vaak als hij aan leraren of studenten voorstelt iets onverwachts te doen in de klas. Een leerling die door je klas stuitert? Laat hem een rondje rennen rondom de school. Een leerling van wie de moeder borstkanker heeft? Laat hem die belangrijke toets een weekje later maken. Een leerlinge die vanwege de vechtscheiding zijn boek vergeten is? Leen haar jouw boek. ‘Schep je dan geen precedent?’ Nee. Als je leerlingen gelijk wilt behandelen, behandel ze dan zo verschillend mogelijk.
Het woord precedent is afgeleid van het Latijnse woord praecedere: voorafgaan aan. De term wordt vooral gebruikt in juridische kringen en is eigenlijk positief bedoeld. De rechter maakt gebruik van eerdere uitspraken van andere rechters of van zichzelf. Een precedent is in dat geval een blik in de (recente) geschiedenis om te kijken wat voorafging en wat je met het voorafgaande zoal kunt doen. Het voorafgaande kan je helpen om het te doen zoals de vorige keer. Je hebt dan geleerd van het verleden. Maar, en daar ligt de nuancering die vaak niet gezien wordt, een rechter kan ook juist afwijken omdat het precedent zelden bindend is.
Gewenst of ongewenst?
Terug naar de voorbeelden op school. Een leerling uitstel geven voor een toets, jouw boek uitlenen, een rondje laten rennen. Je zou een precedent scheppen als je aantoonbaar kunt maken dat deze keuzes in het verleden tot ongewenste ontwikkelingen hebben geleid bij jou of bij een ander. Je kunt pas van precedentwerking spreken immers, als voorafgaand aan die uitspraak bewezen is dat het effect gewenst of ongewenst is. In dat kader lijkt het erop dat de zin ‘schep je dan geen precedent’ uitsluitend gebruikt wordt om iets niet te doen. Het is een risicomijdende interventie. Met deze risicomijding schep je – onbewust – een schijnprecedent. Je veinst dat het voorafgaande je geleerd heeft dat je in het heden iets niet moet doen. Maar vraag je je weleens af of dat klopt? Hebben je leerlingen in het verleden inderdaad laten zien dat jouw barmhartigheid beantwoord wordt met misbruik maken van? Heb jij in jouw geschiedenis onderzocht of jouw overtuiging wel hout snijdt?
Misbruik
Ik werk met studenten altijd uit, dat de zin ‘schep je dan geen precedent’ veel meer omvat dan vijf woorden. Je oordeelt namelijk over jonge mensen, over jouw leerlingen. Maar dat doe je op basis van een nauwelijks aantoonbaar bewijs in het verleden. Bovendien creëer je een negatief heden. Je zegt namelijk dat je vermoedt dat jonge mensen misbruik maken van jouw barmhartigheid. En indirect: dat barmhartigheid in bepaalde situaties niet gewenst is. Je zegt dat barmhartigheid geen barmhartigheid creëert, maar een ongewenst effect kan hebben op mensen die jouw barmhartigheid waarnemen en er zelfs misbruik van maken. Je geeft aan dat andere leerlingen jouw goedheid ombuigen in een ongewenst precedent. In dat geval wordt jouw goedheid door de leerlingen ook van jou gevraagd op het moment dat die goedheid helemaal niet passend is. In praktische zin… Op het moment dat je moeder geen borstkanker heeft, kun je ook je toets uitstellen.
Dat wil ik ook meneer…
Er kan inderdaad een leerling zeggen: ‘Dan wil ik mijn proefwerk ook wel volgende week maken’. Je kunt die leerling dan het podium van het precedent geven en aangeven dat je barmhartigheid misbruikt wordt. Op die manier sluit je een coalitie met het precedent wat je juist verwerpt. Je kunt je ook als een president gedragen. Als iemand die leidinggeeft vanuit barmhartigheid en die elke keuze die hij maakt krachtig kan onderbouwen en uitleggen. Een president die deze leerling helder kan uitleggen dat die uitzondering niet voor hem geldt. Gewoon, omdat zijn rugzakje er nu eenmaal anders uitziet en uitstel in zijn geval juist níet passend is. In dat geval ben je een president die zijn beleid niet enkel afstemt op het voorafgaande, het precedent, maar ook weet dat het docentschap elke dag anders is en kansen biedt om elke dag nieuwe precedenten te creëren.
Wat dan wel?
Als je het woord precedent in jouw schatkist van het docentschap toelaat, maak je van je leerlingen objecten. Je gaat weg bij de uniciteit van elk kind. Je leerlingen vallen dan samen met één gebruiksaanwijzing. Je werkt dan vanuit de overtuiging dat jouw barmhartigheid onmiddellijk misbruikt wordt. Wat zou er gebeuren als je van leerlingen subjecten maakt? Unieke wezens die op momenten in hun leven een leraar nodig hebben die af durft te wijken van de algemene gebruiksaanwijzing? In dat kader heb je het lef voor de (nabije) toekomst nieuwe precedenten te scheppen. Je handelt dan vanuit vertrouwen en geeft een positieve geurvlag af aan je leerlingen. Jij wordt dan die leraar die rekening houdt met het soms onrechtvaardige levenspad van je leerlingen. Een pad dat vraagt om af en toe af te wijken van wat je normaal gesproken doet.
Elke dag anders
Als het je lukt om nieuwe precedenten te scheppen, creëer je een leerklimaat waarin je leerlingen op jouw barmhartigheid vertrouwen. Ze aanvaarden je als medemens, omdat je zichtbaar aandacht hebt voor de uniciteit van elk kind. Jouw precedent is dan dat je wat vooraf ging gebruikt als basis, maar wat erbij komt steeds toevoegt aan jouw begeleidingskoffertje en de daarbij behorende keuzes. Je beoordeelt elke situatie als uniek en maakt bij elke situatie unieke keuzes. En besluit dat een leerling die niet stil kan zitten, het recht heeft om te bewegen. En vertrouwt erop dat kinderen die wel stil kunnen zitten, begrijpen dat je een uitzondering maakt voor een leerling die daar recht op heeft.
Ivo Mijland is oud-leerkracht en auteur van 23 onderwijsboeken, waaronder het nieuwe boek ‘Makkelijker kunnen we het niet maken, wel leuker’.