De examenklas die mij als docent Nederlands toegewezen werd, zou volgens insiders ‘de ergste nachtmerrie van mijn leven’ worden. Achtentwintig hormonale lastpakken, die al drie jaar de school terroriseerden. Met ook enkele onhandelbare gasten en gastinnen die als agenda hebben: leraren de tent uit pesten. Het gonsde van deze en nog veel meer ellendige voorspellingen. En pedagogische adviezen waren er natuurlijk ook. Strak houden, direct verwijderen en veel na laten komen. ‘Als je aan hun vrije tijd komt, zijn ze te bespelen!’ knikte een wat oudere collega beleefd. De laatste week van de zomer smeedde ik een plan. Ik ga ze bespelen, door steeds datgene te doen waar niemand op rekent. Niet streng aanpakken, maar gek aanpakken.
Het eerste uur met ‘de nachtmerrie’. Chantal kwam binnen, een van de grootste terror-kids uit de groep. En ook Joost. En Hans. En Janny. Ze keken allen strijdlustig, maar schoven ook afwachtend in hun bankjes. Ik keek rond en zweeg. Maakte opzichtig oogcontact met alle leerlingen. Toen de klas stil was startte ik mijn voorbereide betoog, met een grote glimlach op mijn gezicht. “Tsjonge wat heb ik veel leuke dingen over jullie gehoord. En wat leuk dat ik jullie niet 1, niet 2, niet 3 maar 4 uur per week les mag geven. Ik ben dolgelukkig en kan niet wachten om te beginnen.” Ik liep ondertussen naar een kast achter in het lokaal. En begon overdreven de spullen op de kast weg te halen, zodat er een lege bovenkant overbleef. En zette mijn betoog voort: “Ik heb twee doelen dit jaar. Een is om iedereen een keer op de kast te jagen. Vandaar die ruimte. En twee is dat jullie allemaal een voldoende staan voor mijn vak. In mei. Wat denken jullie?” Ik schuifelde intussen naar Martijn, een van de boys waar ik hartelijk voor gewaarschuwd was. Ik stak hem mijn hand uit en keek hem vriendelijk aan. Hij gaf een hand en zei: “En wat als ik u op de kast jaag?” Ik trok hem met zijn hand uit zijn stoel en nam hem bij de schouder. Gebroederlijk liepen we naar voren. “Martijn, wat vind je van mijn nieuwe schoenen?” Hij zei dat hij ze wel aardig vond. “Omdat ik jou zo’n aardige gast vindt, mag jij deze les mijn schoenen aan.” Voor Martijn het wist zat hij weer. Met mijn schoenen aan. En ik met die van hem.
Het jaar kenmerkte zich door geweldige ‘incidenten’. Tijdens leesvaardigheid kwam in een tekst het begrip kooivechten naar voren. Het was Martijn die triomfantelijk zijn vinger in de lucht gooide. “Meneer, wat is dat? Kooivechten?” Weet je dat echt niet, gaf ik hem terug. Dan raad ik je aan in de pauze met meneer Zeijger te praten. Hij heeft dat jaren professioneel gedaan. Uiteraard speelde meneer Zeijger het spelletje vrolijk mee. Ook interessant was het gesprekje dat ik had met Joost. Hij vertelde dat hij op hoog niveau darts speelde en dat zijn ambitie was om ooit op de Embassy (toen het hoogst haalbare) te verschijnen. Ik adviseerde Joost vooral eens te vragen of hij een keer met meneer Loonen mocht trainen. “Heb je hem niet gezien op tv? Hij is de vaste trainingsmaat van Raymond van Barneveld.” De mond van Joost viel ver open. Zeker toen ik toevoegde dat mijn college zijn rug gevuld had met een ferme Barney-tattoo. Het waren de onverwachte dingen die ik elke les weer liet gebeuren, die maakten dat de achtentwintig hormonale lastpakken elke les binnenkwamen met een bijzondere vorm van nieuwsgierigheid. En het zijn de onverwachte dingen, die de leerlingen zich tot de dag van vandaag scherp herinneren…
Onlangs kwam ik één van die gastjes, Sander, tegen, werkend in een sportwinkel. Hij begon enthousiast over een herinnering aan dat jaar. “Meneer, weet u nog dat we toen Online Soccer Manager speelden?” (een online voetbalspel dat in die tijd massaal werd gespeeld). Ik antwoordde met een grote glimlach: “Ik hoopte dat je je zou herinneren hoe je het lijdend en het meewerkend voorwerp kunt zoeken.” Sander was even scherp als toen hij nog zestien was. “Nou, toen ik tegen u speelde met Ajax, was u als coach van PSV lijdend en meewerkend voorwerp tegelijkertijd.” Die opmerking was voor mij het teken dat ik de klas die niemand wilde lesgeven, herinneringen voor het leven had geschonken. En mezelf een fantastisch onderwijsjaar.