Als een kind een gebroken arm heeft, hoeft het niet mee te doen aan de gymles. Dat is passend. Als een kind meervoudig gehandicapt is en in een rolstoel zit, krijgt het de sleutel van de lift. Het is niet passend om het met de trap te laten gaan. En als een kind doof is of slechtziend, dan passen we de leermiddelen aan zodat ze op hun manier de lesstof kunnen volgen. Dat is wel zo eerlijk. Bij medische verschillen passen we ons onderwijs met liefde en plezier aan. Inclusief onderwijs heet dat. Maar hoe passend reageren we eigenlijk op verschillen die door het brein worden aangestuurd? Welke rolstoel mag het brein gebruiken?
Elk kind is anders… Dat is geen probleem, maar een feit. Binnen passend onderwijs zijn scholen al bijna vijf jaar bezig om met die verschillen om te gaan. Bij lichamelijke verschillen lukt dat prima. Uiteraard niet zonder speciaal onderwijs als de reguliere school de medische noden niet kan bieden, maar zover als mogelijk zijn kinderen die lichamelijk anders functioneren welkom op een reguliere school. Binnen Passend Onderwijs was vervolgens de zoektocht: hoe doen we dat met verschillen in de bovenkamer? Verschillen die aan de buitenkant niet direct waar te nemen zijn, maar in het brein wel degelijk significant aanwezig zijn. Juist die afslag lijken we te missen. Omdat we de neiging hebben niet het systeem aan te passen (we bouwen een lift voor de rolstoelgebruikers), maar de kinderen (we vragen de leerling met de trap te gaan, net zoals de gewone kinderen).
Wat is gek?
Een van de hoofdvragen binnen de wet Passend Onderwijs moet volgens mij zijn: wat is gek (en wat niet)? Om die vraag goed te kunnen beantwoorden zijn er drie subvragen:
1 In hoeverre wijkt het brein af van de meerderheid?
2 In hoeverre accepteert de meerderheid die afwijking?
3 In hoeverre is de afwijking een probleem van de eigenaar?
Die derde vraag kun je ook vervangen door de vraag: als er een pil zou bestaan om de afwijking weg te nemen en een brein te hebben zoals de meerderheid, wie zou die pil dan nemen? Als je deze drie vragen serieus bekijkt samen met je leerlingen, zul je ontdekken dat veel van de ‘afwijkingen’ helemaal niet tot de pathologie behoren. Ik moet daarbij denken aan een quote van mijn favoriete auteur W.F. Hermans: ‘Als je 100 mensen bij elkaar zet en er zijn er 95 krankzinnig dan zijn de 5 die normaal zijn de krankzinnigen.’ Helaas lees ik veel negatieve berichten over Passend Onderwijs met als hoofdlijn: Passend Onderwijs is mislukt omdat de niet normale kinderen zoveel aandacht vragen dat de normale kinderen niet meer genoeg aandacht krijgen. Met dit uitgangspunt neem je onbewust het besluit dat een grote groep kinderen niet normaal zou zijn. En leg je een oneerlijke rekening bij een groep geweldige kinderen.
Wat is normaal?
De wijze waarop we een groep kinderen wegzetten in de hoek van geestelijk niet gezond, is groot onrecht voor deze groep kinderen. We benaderen deze groep namelijk als niet gezond. Kom ik weer even terug op de leerling met een lichamelijk verschil. Niemand komt op het idee om een leerling in een rolstoel te vragen om lopend door het schoolgebouw te bewegen. Waarom vragen we dan aan een autistische leerling om ‘normaal’ contact te maken en aan een leerling met ADHD om ‘normaal’ stil te zitten? Zeggen we daarmee niet veel meer over ons eigen onvermogen dan over het door ons gecreëerde onvermogen van deze kinderen. Daarmee bedoel ik te zeggen: het systeem bepaalt het onvermogen, niet het individu. En vanuit dat perspectief is er aan beide kanten sprake van onvermogen. De meest autistische mens is de mens die geen contact kan maken met de autistische mens. Als normaal anders is, hebben we in een systeem de neiging om anders te reageren dan we normaal doen. En dat… is hartstikke gek!
Wat dan wel?
Elk kind wil van nature drie dingen. Het wil erbij horen. Dus moet je elk kind dagelijks laten voelen dat je het leuk vindt dat het kind er is. Stel jezelf de vraag: hoe merkt deze leerling dat je hem welkom heet? Het wil erbij horen zoals het is. Dus moet je elk kind op basis van de verschillen welkom heten i.p.v. afwijzen. Wat voor kracht schuilt er achter het verschil? Hoe kun je dat verschil als kans gaan zien. En ten derde wil elk kind ervaren dat het nuttig is. Wat heeft het kind te bieden i.p.v. op welke manier is het kind tot last. Deze drie uitgangspunten vormen samen het algemene verlangen van ieder mens: je wilt niet gezien worden als een probleem, maar als een medemens met mogelijkheden. Een mens waar van gehouden wordt. Ook als het samen wat lastig loopt. Als je leerlingen echt gelijk wilt behandelen, behandel ze dan zo verschillend mogelijk. Geef ze een rolstoel voor het brein. Een stoel waarmee het kind zich kan voortbewegen, zonder de eigenheid af te pakken. Een stoel die het brein niet verandert, maar ondersteunt. Een stoel die het kind helpt – ondanks de verschillende werking van het brein – zich voort te bewegen in en rond school.
Over een positieve kijk op Passend Onderwijs heb ik een theatervoorstelling gemaakt (Gekke kinderen zijn anders gewoon) en schreef ik een boek (Ik ben toch te gek)